Kunstvakken

Kunstvakken in de Steinerschool omvatten

 

Het doel van kunstvakken als plastische opvoeding (tekenen en schilderen, boetseren en etsen) is steeds de begeleiding van de ontwikkelingsprocessen van de leerlingen. Verschillende aspecten worden daarbij onderscheiden: waarnemen, denken, oordelen, onderzoeken, kunstzinnigheid, vormgeven, ondernemen, teamvorming, zelfreflectie en ook therapeutische aspecten.
Een ander doel is (hulp bij) diagnostiek: de leerkracht leert door de waarneming van de kunstzinnige processen en resultaten van de klas de leerlingen beter kennen. Het wezen van een jongere openbaart zich daarin vaak heel openlijk en diepgaand.

Klas 7, 8 en 99 kunstvakken

In de 7de en 8ste klas begeleidt de les Plastische Opvoeding (P.O.) nog sterk het proces van afstand- en dus KENNISNEMEN van ‘objectieve‘ werelden. Ook de wetten van het perspectief worden hier verkend. Vanaf de 9de klas zal dit vak het emancipatieproces van de steeds meer individuele psyche begeleiden. In de 9de klas maken de meeste leerlingen een eerder egocentrisch ontwikkelingsproces door: de eruptieve binnenwereld richt de aandacht NAAR BINNEN.
Dit uit zich onder meer in eigenzinnigheid, zich afzetten tegen bepaalde ‘delen’ van de omgeving en vooral ook in een vaak schakeringloos zwart-witdenken, -voelen en -doen. Deze laatste eigenschap laat zich gedurende de hele bovenbouw voelen, maar dan toch het sterkst in dit jaar. Zowel de klasgroep als de daarin aanwezige – wordende – individuen geven krachtige expressies van tegenstellingen zoals licht en duisternis of sympathie en antipathie.
Een vak als P.O. kan daar veel aanknopingspunten vinden, vooral door oefeningen en opgaven die gericht zijn op het verbinden van licht en duisternis (nuancering) en ook op het ontwikkelen van individuele oordeelskracht (compositie).

In de lessen boetseren worden deze ontwikkelingseigenschappen van de leerling aangesproken door opgaven in verband met de vormpolariteit convex/concaaf, het krachtenspel tussen binnenvorm en buitenvorm.

Een iets minder algemeen, maar ook zeer duidelijk aspect is de bij de jongeren aanwezige grote kennishonger. De buitenwereld wordt nu echt zichtbaar en de leerlingen willen kennis opdoen, en liefst op een heel precieze, scherpe manier (getallen, professionaliteit). Een P.O.-onderdeel als waarnemingstekenen komt daaraan tegemoet en maakt dit streven naar kennis ook realistisch en daadverbonden. Het boetseren kan hierop aansluiten door bijvoorbeeld een zeer precieze studie van de diervormen van een bepaalde diersoort. Ook het leren adequaat gebruiken van materiaal en materieel sluit aan bij dit moeizame willen van orde, inzicht en kennis.

Klas 1010 kunstvakken

In de 10de klas geldt nog sterk wat hierboven werd gezegd, maar gaandeweg evolueren de leerlingen meer naar elkaar en naar de wereld in het algemeen. Zij komen stilaan uit het individuele isolement ten voordele van meer SOCIALE VERBONDENHEID, wat zich uit in een beweeglijke groepsdynamiek (met o.a. vriendschappen en vijandschappen). Door de vergrote wereldinteresse kunnen de idealen sterk op de voorgrond treden.
Deze beweeglijke psychische wereld vertaalt zich plastisch gezien goed in kleur. Wat voor het licht-donkertekenen werd gedaan in de 9de klas, wordt nu ook voor de kleur gedaan in de 10de klas. Belangrijk is via oefeningen en opgaven de innerlijke, lévende kracht van kleur te laten ervaren.
Een vanuit het gevoel onderzoekende houding is daarbij van groot belang. De resultaten kunnen een eerder abstract uitzicht hebben, hoewel de aandacht voor kleurdynamiek, voor polariteiten in het beeldvlak, voor accenten of kernvorming en voor de hele compositie tot een volwaardig product kan leiden.

In de 10de klas heeft het schilderen tot taak om een in wezen innerlijke wereld (licht-kleur/beeld) te verkennen – overeenkomend met menselijke innerlijkheid/ moraliteit – en van daaruit een scheppend vermogen te wekken dat het loutere vak ver overstijgt.

De boetseerlessen in de 10de klas concentreren zich op de dynamica in de vormenwereld: de stromingsvormenleer en het objectief kijken naar de buitenwereld in de vorm van waarnemingsoefeningen.

De turbulente puberteitscrisis is voor de meeste leerlingen tegen het einde van de 10de klas een heel eind doorworsteld en nu komt er meer innerlijke, vrije ruimte. Ook uiterlijk krijgen of nemen deze jongeren steeds meer VRIJE RUIMTE. De eigen innerlijke krachten kan de adolescent reeds enigszins beheersen en ordenen en ook in het sociale veld werd min of meer een plaats bepaald. Bij de meeste leerlingen ontstaat er nu steeds meer interesse voor het beschouwelijke, voor diepere biografische drijfveren en voor verfijning van vaardigheden. Vooral een elfde klas kan daarin groot worden en veel presteren. In het laatste jaar gaat dat wel verder, maar daar begint de (nabije) toekomst reeds een grote rol te spelen en aandacht (verbinding) weg te zuigen, zowel op het gebied van het schoolse als op dat van het sociale (klasontbinding).

Na de ‘gevoelsgrammatica‘ van kleur en van het schilderen (creatie), kunnen in de 11de en 12de klas verder themata worden opgenomen en door het schilderen tot expressie gebracht worden.

Klas 1111 kunstvakken

In de 11de klas wordt ernaar gestreefd om te werken vanuit de EIGEN INNERLIJKHEID, uitdrukking te geven aan de eigen gevoelswereld en het zich inleven in de gevoelswereld van anderen. Dit kan op ‘expressieve‘ of ‘impressieve‘ wijze. Om dit te duiden, wordt er gekeken naar de echte grote beeldhouwkunst en naar de stijlperioden: ontwikkelingsperioden van de mens die deze twee uiterste manieren van uitdrukking van het innerlijke tot uiting brengen. Dit is zeer duidelijk in de kunststromingen rond en na 1900 (impressionisme en expressionisme), maar ook bij grote kunstenaars van deze tijd.

Waar in de 11de klas een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het inleven en voelen, wordt in 12de klas meer ruimte gemaakt voor het DENKEN. Zelfkennis en zelfbewustzijn, kijken en luisteren naar wat je bent en hoe je de wereld verstaat, vormen een leidraad in het programma van 12de klas: kijken naar de mens en de maatschappij vanop de plaats waar ze nu staan. De meest nabije geschiedenis en kunstgeschiedenis helpen bij het plaatsen van dit gegeven.

Omgekeerd opent het boetseren in dit jaar de toegang naar de wereld, de kunst en de geschiedenis.

Bij het boetseren kan de vorm gaan van zeer figuratief tot abstract en moet ruimte laten voor de eigen kunstzinnigheid van de leerling. De opdrachten dienen zo geformuleerd te zijn dat de leerling ook echt het gevoel krijgt zelf te denken, te voelen en te willen (doen). Ze moeten ook aanleiding geven tot een sterke inleving/beleving van het thema.

Ook waarnemingsoefeningen blijven behoren tot de leerinhoud, omdat zij de leefwereld van de leerlingen verruimen, bewuster maakt, maar ook als voorstudie voor een ruimer thema kan de zo exact mogelijke weergave van de werkelijkheid een noodzakelijke stap zijn. De geschiedenis van de beeldhouwkunst is geschikt om dit alles te illustreren of te duiden.

12 kunstvakkenKlas 12

Als leerinhoud van de 12de klas zijn alle thema‘s geschikt die de leerling helpen zijn plaats in de wereld, zijn eigen individualiteit, zijn kijk op zichzelf en zijn medemens bewuster te maken. Een belangrijk thema dat hiervoor naar voren komt, is de studie van het menselijk hoofd, met de schedel als drager van het denken, het aangezicht als spiegel van de innerlijkheid, het reeds geleefde of pril begonnen leven, en de houding van het hoofd, de wijze van het dragen op de schouders als beeld van een innerlijke houding of karakter.

 

Informatie over muziekles en koorzingen wordt onder de link naar muzikale opvoeding weergegeven en informatie per plastische kunstvak, leest men onder de individuele linken.

 

 

 

 

< ga terug naar lesaanbod of  lees verder op ambachtsvakken >