Antroposofie is ontwikkeld door Rudolf Steiner, esotericus, wetenschapper, architect, schrijver, filosoof en kunstenaar.
Rudolf Steiner werd in 1861 geboren in Kraljevec, toen Hongaars, tegenwoordig Kroatisch grondgebied, als zoon van een spoorwegbeambte. Hij volgde de Technische Hogeschool in Wenen en werkte vanaf 1883 eveneens in Wenen aan Goethe’s Naturwissenschaftliche Schriften. Van 1889 tot 1897 werkte hij aan het Goethe-Archiv in Weimar, ondertussen in 1891 aan de universiteit van Rostock doctorerend in de filosofie. Zijn dissertatie werd in 1892 gepubliceerd onder de titel Wahrheit und Wissenschaft.
Nieuwe wetenschap
Reeds als kind beleefde hij de geestelijke wereld net zo concreet als de fysieke wereld om hem heen. In deze spontane waarnemingen lag de kiem van een bijzonder levensplan: het funderen van een nieuwe weg tot inzicht, die uitgaat van materie en geest als één geheel, en die mensen in staat stelt daarin meer kennis en inzicht te verwerven.
Geïnspireerd door de opdracht om het natuurwetenschappelijke werk van Goethe uit te geven, zocht Steiner aldus naar de basis voor een nieuwe, materie en geest omvattende wetenschap. Om stevig verankerd te kunnen zijn in de westerse cultuur, moest deze aansluiten bij het denken van de moderne mens. Vrijheid van denken, eigen waarneming op fysiek én geestelijk gebied en zelfstandig oordelen, zag Steiner als onmisbare voorwaarden voor een wetenschappelijke benadering van de werking van de geest in ons fysieke bestaan.
Onderzoeksmethode
Zo schiep Steiner, wars van intellectuele conventies, een methode om de relatie tussen lichaam, ziel en geest te onderzoeken, en de resultaten ervan vruchtbaar te maken voor mens en wereld. Aan zijn basiswerk uit 1894, De filosofie van de vrijheid, de uitwerking van dit denken, ontsprong een levenslange stroom van beschouwingen, voordrachten en onderzoekingen over de meest uiteenlopende onderwerpen.
Vanaf 1897 was Rudolf Steiner in Berlijn uitgever van het avant-garde tijdschrift Magazin für Literatur. Hij hield er ook veel voordrachten voor de arbeidersvereniging. Die voordrachten en publicaties inspireren velen tot op de dag van vandaag bij hun eigen onderzoek en bij de doorwerking ervan in hun persoonlijke of sociale leven.
Van 1902 tot 1909 werkte Steiner als secretaris-generaal van de Duitse afdeling van de Theosofische Vereniging, zonder er daadwerkelijk lid van te zijn. Hij had er contacten met vooraanstaande leden van onder andere de artistieke wereld. Maar in 1909 verliet hij wegens een diepgaand meningsverschil met Annie Besant de Theosofische Vereniging en gebruikte vanaf dat moment de naam ‘antroposofie’ (uit het grieks: antropos = mens; sofia = wijsheid) voor zijn werk en denkbeelden.
In 1913 richtten zijn leerlingen de Antroposofische Vereniging op; Steiner zelf werd er geen lid van. Hij legde zich toe op het ontwikkelen van nieuwe kunstvormen, waaronder de euritmie en zijn filosofische voordrachtenwerk nam een grote vlucht; er was veel belangstelling voor zijn denkbeelden.
Waldorfschule
De antroposofie ziet de mens als een individualiteit, maar ook als een burger van twee werelden. Van onze wereld en maatschappij, gebonden in tijd en ruimte, en van een veel grotere en vrijere wereld van de geest. Dat vraagt om een ‘verzoening’. Je zou de antroposofie kunnen omschrijven als een praktische levensbeschouwing, die toont hoe de mens zich kan herverbinden met zichzelf, met de medemens, en met zowel de zichtbare als de onzichtbare wereld.
Voor zijn pedagogie betekende dit dat elk kind, elke jongere de mogelijkheid moest krijgen zich te ontplooien naar eigen aanleg en mogelijkheden.
Opvoedkunst moest erop gericht zijn om iedereen díe vermogens in het leven mee te geven, om zich verder naar hoofd, hart en handen te willen blijven ontwikkelen. De erkenning en herkenning van elkaar, als volstrekt gelijkwaardige individuen, op die weg van ontwikkeling is daarbij evenzeer essentieel. Steiner stelde: ‘De leerstof is geen doel op zich, maar een middel om het wezen van het kind te doorgronden, het te voeden, ten volle tot ontplooiing te brengen, en zo nodig te helen.’
Vooral tijdens en na de verwoestende en shockerende Eerste Wereldoorlog werd steeds duidelijker dat er nood was aan zulke vernieuwende ideeën. Maar liefst van al moesten die ideeën praktisch zijn. Zo kreeg Rudolf Steiner in 1919 een vraag van de arbeiders en de directeur van de Waldorf Astoria sigarettenfabriek in Stuttgart om voor hun kinderen zijn pedagogische ideeën te realiseren in een school. Aldus stichtte Emil Molt, eigenaar van de Waldorf-Astoria sigarettenfabriek onder supervisie van Steiner, in september 1919 de eerste ‘Waldorfschool’, voor 256 leerlingen, verdeeld over acht klassen. Het was de eerste school die de ideeën van Rudolf Steiner over opvoeding en onderwijs in praktijk bracht.
Sindsdien ontwikkelde deze pedagogie zich verder. Dat gebeurde en gebeurt nog steeds in de concrete schoolsituatie, maar ook door dialoog, onderzoek en opleiding in een dertigtal pedagogische seminaries en academies.
In navolging van de Stuttgartse Waldorfschool ging al in 1923 de eerste Nederlandse Steinerschool (Vrije School) van start in Den Haag. Belgische antroposofen moesten wachten tot 1954 voordat in Antwerpen een soortgelijk initiatief van de grond kwam met onze Hiberniaschool.
Momenteel telt België 25 Steinerscholen, waarvan 5 voorzien in de volledige cyclus van het voortgezet onderwijs. Wereldwijd zijn er ongeveer 965 steinerscholen, met zwaartepunten in Duitsland (212), de Verenigde staten (124) en Nederland (90).
Goetheanum
Ook op andere gebieden wierp Steiners werk zijn vruchten af, vooral in de dagelijkse praktijk van veel beroepsmenen; telkens geeft hij op hun dringende vraag voordrachten en cursussen over geneeskunde en farmacie, biologie en fysica, heilpedagogie, landbouw, maatschappijvorming, religie en theologie, en zo meer.
In het Zwitserse Dornach, in de buurt van Basel, begint onder zijn leiding de bouw van het Goetheanum, dat, onder zijn eigen architectuur, volledig in hout en een van de eerste bouwwerken in organische stijl was. Het werd op oudejaarsavond 1922 door tegenstanders in brand worden gestoken.
Tegenwoordig is het tweede Goetheanum, dat geheel uit beton werd opgetrokken en gereed kwam in 1928 een internationaal centrum voor antroposofie.
In 1923 hervormde Rudolf Steiner de Antroposofische Vereniging, stichtte de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, en nam er ook de leiding van.
Vakinhoudelijke vernieuwing
Even doorslaggevend als het werk van Steiner voor de geschiedenis van antroposofie is het werk van de mensen die dit hebben voortgezet in innerlijke scholing, wetenschappelijke studie en maatschappelijke werkzaamheid. Dit heeft geleid tot menige vakinhoudelijke vernieuwing. Op gebieden als landbouw, geneeskunde, onderwijs en geestelijke zorg maar ook in architectuur, beeldende en muzische kunsten groeide antroposofie uit tot een inspirerende bron bij het zoeken en inslaan van nieuwe wegen.
De vraag is niet, wat de mens moet weten en kunnen om zich in de bestaande sociale orde te kunnen voegen; maar wel, wat er in aanleg in de mens aanwezig is en in hem ontwikkeld kan worden. Dan wordt het mogelijk dat de opgroeiende generatie de maatschappij steeds nieuwe krachten toevoegt. Dan zal in deze maatschappij datgene leven wat de in haar tredende volwaardige mensen scheppen; maar uit de opgroeiende generatie mag niet datgene gemaakt worden wat de bestaande maatschappij van deze generatie maken wil.
Rudolf Steiner
< ga terug naar visie of lees verder op antroposofie >