Pre-puberteit in de 7de en 8ste klas

Een zeer belangrijke taak van de opvoeder in de fase van de pre-puberteit (7de en 8ste klas) bestaat erin het causale denken te scholen en de opgroeiende mens te helpen de wereld met zijn eigen oordeel te doorgronden. x

Dit oefent men echter niet door het kind op zo vroeg mogelijke leeftijd te leren oordelen. Integendeel: een te vroeg zelfstandig oordelen leidt tot vooroordelen en onzekerheid op latere leeftijd; op jonge leeftijd kunnen opkijken naar volwassenen daarentegen leidt in het latere leven tot eerbied voor kennis en waarheid en, in onze visie, niet tot slaafse onderdanigheid, zoals tegenwoordig regelmatig wordt veronderstelt.
Het is dus een weldaad voor de jonge mens met zijn onstuimig en kwetsbaar gemoed, als hij in het begin van zijn middelbare schooltijd, niettegenstaande alle mogelijke oppervlakkige kritiek, nog in staat is opte kijken naar zijn opvoeders en te aanvaarden dat zij weten wat goed voor hem is. Dat we met dit inzicht indruisen tegen de heersende opvattingen in onze maatschappij, daarvan zijn we ons terdege bewust.

We gaan ervan uit dat ouders samen met de leraren de opvoeding van het kind ter harte nemen en dat kan alleen als zij wat de basisprincipes betreft op één lijn zitten.
Soms kunnen leerlingen in deze leeftijdsfase kritiek hebben op de school en op de volwassenen. Het is ook normaal dat ze proberen de gestelde grenzen te overschrijden. Aan de confrontatie met die grenzen ontwikkelt de jonge mens zijn identiteit, innerlijke houvast en structuur. Bieden wij hem die grenzen niet, dan kan hij in zijn zoektocht naar grenservaringen op gevaarlijkere paden terechtkomen. Dit kan ook leiden tot het zoeken naar autoriteit op latere leeftijd, wat in die fase onvrij maakt.

In Steinerscholen hebben leerkrachten veel begrip voor de individuele eigenheden en omstandigheden van ieder kind. Ze proberen zo goed mogelijk oog te hebben voor het individu. Zoals uit bovenstaande blijkt betekent dat echter geenszins dat Steinerscholen anti-autoritaire scholen zijn. In de overgang van lagere schoolkind naar puber en adolescent maken de kinderen vaak innerlijk moeilijke of onzekere fasen door, uiterlijk al dan niet opvallend zichtbaar, soms op een sterk emotionele manier naar buiten geprojecteerd, bij voorkeur op ouders en/of leraars. Begrip is belangrijk, maar meegaan in de emotionaliteit helpt de jongere niet.
Relativeringsvermogen, een gezonde dosis humor, maar af en toe ook een duidelijke grens en spiegel kunnen dan nodig zijn. Een spannende zoektocht waarbij wederzijds vertrouwen tussen ouders en leerkrachten onmisbaar is.
Dat het lerarencollege natuurlijk steeds bereid is tot gesprek als zich echte problemen voordoen, spreekt voor zich. De centrale principes van onze pedagogie zoals hier beschreven en het directe, levende gesprek tussen mensen die het beste voorhebben met de jongere bieden daarbij de beste garantie hem in z’n ontwikkeling te begeleiden.

 

< ga terug naar middenbouw en bovenbouw of lees verder op voor welke leerlingen >